Op een winterdag klopt een oud vrouwtje aan bij het kasteel van een jonge, arrogante prins voor wat beschutting tegen de kou. Ze geeft hem één enkele roos als betaalmiddel. De prins weigert haar verzoek. Dan verandert ze in een beeldschone tovenares en spreekt een gruwelijke betovering uit over het kasteel. De roos, die de prins heeft gekregen is een betoverde roos. Als hij, voordat het laatste blad ervan afvalt, niet heeft leren liefhebben zullen zij altijd verdoemd blijven.